Onder meer in 2016 merkten we één aspect: er vielen zeer zware regen- en hagelbuien en die hebben we sindsdien vaker gehad dan we gewend waren. Groen in steden en tuinen zou ons daarom moeten helpen bij het verwerken van grotere hoeveelheden regenwater in korte tijd. Er kwam meer belangstelling voor beplanting die bestand is tegen een kortdurende overstroming, om er bijvoorbeeld regentuinen, wadi’s en waterpleinen mee in te richten. Maar in 2018 en 2019 zagen we de andere kant van de medaille: hittegolven en droogte. Daarvoor hebben we een sortiment nodig dat goed droogtebestendig is en ons de extra arbeid van het water geven bespaart. Op dit moment is er daarom veel interesse in beplanting uit gebieden waar het van oudsher warmer en droger is dan bij ons, zoals het Middellandse Zeegebied of prairies. Uit klimaatvoorspellingen van het KNMI weten we dat het zeker verstandig is om met zowel meer hoosbuien als langere droogte rekening te houden. Maar Nederland blijft ook gewoon Nederland, met vaak kwakkelwinters en een afnemende, maar nog steeds aanwezige kans op genoeg vorst voor een Elfstedentocht. Winterhardheid moeten we – zeker voor bomen – niet buiten beschouwing laten. Maar in binnensteden in het westen van het land kunnen wel wat zachtere heesters en vaste planten worden gebruikt dan voorheen. Hydrangea macrophylla werd in de jaren zestig nog als een kamerplant beschouwd, terwijl tegenwoordig zelfs nog vorstgevoeliger planten als Viburnum tinus of Gunnera het buiten jarenlang probleemloos redden. Beplanting kiezen die aangepast is aan het weer van de toekomst helpt om de onderhoudsbehoefte laag te houden. Daarnaast weten we dat beplanting in de openbare ruimte en in tuinen veel kan doen om het nieuwe klimaat voor mensen leefbaarder te maken. Het helpt schade door overstroming te beperken en houdt ons koel op hete zomerdagen, naast de andere baten van groen. De vraag is dan, wat is nu de ideale plant, die alle moeilijkheden aankan en onze problemen laat verdwijnen? O ja, en die plant moet liefst ook nog goedkoop, aantrekkelijk, onderhoudsvriendelijk en goed verkrijgbaar zijn. Het antwoord hierop is kort: één plant die alles kan bestaat niet. Het zou ook niet verstandig zijn om een monocultuur neer te zetten, want nieuwe ziekten en plagen, daar hebben we na essensterfte en buxusmot ook genoeg ervaring mee. De ideale toekomstbestendige beplanting is biodivers. Op elke locatie past een andere beplanting, die aansluit bij de aanwezige grondsoort, de hoeveelheid licht en vocht, en die de baten levert waar de lokale tuineigenaren, bewoners en bezoekers behoefte aan hebben. Als we veel verschillende soorten gebruiken, dan levert het geen grote problemen op als er enkele weg zouden vallen. Keuze Om een goede keuze te kunnen maken, moeten we weten wat planten kunnen verdragen, als het om bijvoorbeeld overstroming of droogte gaat. In 2018 was goed te zien welke planten beter niet op plekken kunnen staan waar water geven geen optie is. Bijvoorbeeld Rhododendron, Grote verschillen in droogteschade in augustus 2018: Spiraea is bruin geworden, maar Mahonia en Cotoneaster niet. Na regen herstelden alle drie planten zich goed. Cornus, Hydrangea macrophylla, Magnolia en Stephanandra hadden het zwaar. Veel gegevens over tolerantie zijn in grote lijnen al bekend uit de vakliteratuur, maar er wordt op dit moment internationaal ook aanvullend onderzoek gedaan naar waar de grenzen precies liggen van wat planten kunnen verdragen, vooral bij bomen. Het lijkt erop dat we om toekomstbestendig te zijn niet een volledig ander sortiment hoeven te gaan gebruiken: veel vertrouwde soorten blijken meer aan te kunnen dan we dachten. Maar er is een aantal wat onbekendere soorten dat ons ook goede diensten zou kunnen bewijzen; daarmee experimenteren is zeker nuttig. De informatie over wat planten precies aankunnen is nog wel moeilijk toegankelijk. Betrouwbare metingen zijn nog versnipperd over wetenschappelijke artikelen en staan nog niet overzichtelijk in een handboek of bovenaan in Google. vakbladen, vakbeurzen en symposia zijn goede bronnen om deze nieuwtjes te weten te komen. In de zomer van 2018 hebben we veel geleerd over droogtetolerantie, bijvoorbeeld dat planten verschillende strategieën hebben om daarmee om te gaan. In West-Nederland deden diepwortelende bomen zoals elzen en iepen het een stuk beter bij droogte dan vlakwortelende soorten als berken of gele kornoelje. Omdat het grondwater in het westen hoog zit konden diepe wortels dit bereiken. In het oosten of op droge zandgrond is dat niet het geval en waren andere vormen van droogtetolerantie nodig, zoals het hebben van klein of behaard blad (Gleditsia, Tamarix, Sorbus aria) of het laten vallen van blad en bast (Platanus). Daardoor drogen planten minder snel uit. Bij kleinere heestersoorten en vaste planten maakt het bij droogte veel uit of de planten een deel van de dag schaduw hebben. Dat vergroot hun overlevingskans. Ook binnen soorten waren verschillen te zien: kleinbladige en compacte cultivars, evenals blauwige coniferen met een dikke waslaag op de bladeren verbruiken iets minder water dan andere cultivars van de soort. Het is wat lastiger om rekening te houden met zowel droogte als overstroming. Op locaties met sterk doorlatende grond zijn welbekende droogteminnende soorten de beste keus. Zelfs als het er hard regent, zal de grond niet meer dan enkele uren waterverzadigd zijn en dat kunnen de meeste plantensoorten wel hebben. Maar waar water jaargang 75 • november 2019 • nummer 10 47 Pagina 46

Pagina 48

Scoor meer met een e-commerce shop in uw drukwerk. Velen gingen u voor en publiceerden rapporten online.

groen-10 Lees publicatie 384Home


You need flash player to view this online publication