pagina 23 • column Het zit anders! Omgevingswet lijkt tandeloos, maar heeft stevige kaken D e grote ruimtelijke opgaven vragen om een steviger optreden van de rijksoverheid. Ik geloof dat alleen enkele provinciebestuurders daar nog principieel moeilijk over doen, onder verwijzing naar hun eigen heldendaden. In het discours wordt de discussie gemakkelijk platgeslagen, met pleidooien voor ongebreideld centralisme. Of met de fixatie op een minister van Wonen, VROM of Ruimte als heilige graal. Iets waaraan ook het College van Rijksadviseurs zich in zijn laatste advies schuldig maakt. Te vaak gaat het over het ideale takenpakket van de nieuwe minister. Sowieso niet erg zinvol omdat de knip tussen de ministeries de uitkomst blijft van de politieke tombola als afronding van de kabinetsformatie. Wezenlijker is de zoektocht naar de balans tussen centrale sturing enerzijds en decentrale beleidsvrijheid en betrokkenheid anderzijds. Kennis en kunde moeten bij de rijksoverheid weer op peil worden gebracht als andere opgave. Organisatie, bestuursinstrumenten en financiën moeten aansluiten op de nieuwe sturingsfilosofie. Dat geldt ook voor het juridisch instrumentarium. En daar wil ik het iets uitgebreider over hebben. In het decembernummer van ROm stellen drie Wageningse onderzoekers dat de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) tekortschiet omdat die geen bindende (door)werking heeft naar de andere overheden. Zij pleiten daarom voor herinvoering van de Planologische Kernbeslissing (PKB) die tot 2008 in de Wet op de Ruimtelijke Ordening was verankerd. Zij refereren onder meer aan de PKB’s voor Vinex, Ruimte voor de Rivier en Waddenzee. De huidige Wro en nieuwe Omgevingswet voldoen niet. Er moet een afdwingbaar juridisch instrumentarium komen. Dat laatste klopt niet. 23 Het zit anders!, in deze rubriek volgt Friso de Zeeuw voor ROm het vakdebat op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hij fileert wat er wordt gezegd en voorziet dit van kanttekeningen. ‘de wet bevat instrumenten die rijksbeleid wel degelijk van juridische doorzettingsmacht kunnen voorzien’ De Omgevingswet kookt in de toelichting inderdaad over van een decentrale sturingsfilosofie en de bottom-upbenadering. De basiswet stamt dan ook uit de crisisjaren 20092013, toen deze opvattingen alom in de mode waren. Maar pas op: de wet bevat ook een aantal instrumenten die minder in het oog lopen, maar rijksbeleid wel degelijk van juridische doorzettingsmacht kunnen voorzien. Ik noem de vier belangrijkste. Het programma is een politiek-strategisch instrument dat primair de rijksoverheid zelf bindt, maar ook andere overheden voor zover die bij het programma zijn betrokken. Het vervangt de figuur van structuurvisie in de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Instructieregels, met name het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), zijn een algemene maatregel van bestuur die de inhoudelijke rijksnormen voor overheden verankert met het oog op realisering van de nationale doelstellingen. Met een instructiebesluit kan de rijksoverheid interveniëren in de individuele besluiten van gemeenten en provincies, dit is vergelijkbaar is met de proactieve aanwijzing uit de huidige Wro. Met het projectbesluit kan de rijksoverheid concrete projecten (zoals infrastructuur) realiseren. Het projectbesluit vervangt het Tracébesluit, het inpassingsplan en de coördinatieprocedure. Mij dunkt dat met een weloverwogen, gemixte inzet van deze instrumenten een prima, PKB-achtige, Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX) valt te maken. Want die komt er. ROM | JAARGANG 39 | #01-02 Friso de Zeeuw, emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling TU Delft » Pagina 22

Pagina 24

Interactieve internet krant, deze tijdschrift of lesmateriaal is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal bladerbaar uitgeven van ecatalogussen.

ROm 1 2021 Lees publicatie 409Home


You need flash player to view this online publication