gangspunt bij elke ontwikkeling, dan maakt het niet meer zo uit of het gaat om locaties midden in het Groene Hart of in de dichtbebouwde stad. Als de plek er beter van wordt, dan zijn een miljoen woningen meer of minder ook niet zo’n probleem. Natuurinclusiviteit en biodiversiteit aan de voorkant van ontwikkelingen mee te nemen; op de een of andere manier moeten we dat verankeren.’ Een verplichting dus. Daar zitten bouwers en ontwikkelaars niet op te wachten. Die willen niet nog meer eisen. Maar wat dan? ‘De NEPROM en Bouwend Nederland staan inderdaad op het standpunt dat we niet het zoveelste afvinklijstje moeten willen zijn. Daarom hebben ze onze brief vorig jaar niet ondertekend. Ik snap dat en ben het daar mee eens. Ze willen wel dat iedereen het principe van klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen omarmt. We hebben deze belangrijke partijen nodig om samen te onderzoeken waar precies de knelpunten zitten en te bespreken hoe we verder kunnen komen. Ministers Schouten wil dat ook, zo schrijft ze. Het onderwerp is dus geadresseerd, nu moeten we het gesprek voeren hoe we kunnen doorpakken en zorgen dat er daadwerkelijk iets gebeurt. Hoe het gebeurt, is voor ons niet zo van belang.’ Aanscherpen Minister Schouten wil een samenhangende aanpak voor het vergroenen van de gebouwde omgeving op drie niveaus: groen op gebieds- en wijkniveau, natuurinclusief bouwen en renoveren, en toepassing van natuurinclusieve materialen. Waar ligt voor jullie de grootste prioriteit? ‘Allereerst is er een heldere begripsdefinitie nodig. Wat is nou ‘natuur’? Daarbij wordt heel vaak verwezen naar de Habitatrichtlijn, naar beschermde soorten. Maar natuur is veel meer. Onkruid tussen de stoeptegels is ook natuur, net als bermbegroeiing. Wij willen een brede definitie van natuur, landelijk in beleid vastgelegd.’ ‘Het meest valt te behalen bij groen op wijkniveau. Daar is vanuit de landelijke overheid niets over beschreven. Vanuit de VNG zijn er dashboards voor bouwen en wonen, mobiliteit en infrastructuur, energietransitie en ook voor de duurzame leefomgeving met cijfers over luchtkwaliteit en groen. Prachtig, maar wat verstaan we precies onder “natuurinclusieve ruimtelijke inrichting”, en belangrijker: hoe zit het met de samenhang van al die dingen? Voor ons is het heel moeilijk dat ons label, onderbouwd met wetenschappelijk gevalideerde criteria, moet concurreren met tal van andere programma’s en slogans. Zo zijn er ingenieursbureaus met tools, komen er allerlei nieuwe labels en heeft elke gemeente zijn eigen richtlijnen als het gaat over duurzaamheid en natuurinclusief bouwen. Ook de Rijksoverheid is betrokken bij uiteenlopende platforms. Ons pleidooi is: Kom met een nauwkeurige omschrijving, met potjes om het te stimuleren, met heldere regels. Versterk de initiatieven die er al zijn, zoals het NatioLodewijk Hoekstra: ‘Het zou mooi zijn als ons label net zo ingeburgerd raakt als het energielabel voor gebouwen.’ nale Dakenplan, De Levende Tuin, het KAN-platform; allemaal mooie handvatten om het beleid langs op te bouwen. De voorbeelden van natuurinclusieve inrichting zijn er allang. Neem Eva-Lanxmeer in Culemborg; een initiatief van een kwart eeuw geleden. Gebruik de goede voorbeelden als leidraad en voorkom dat elke gemeente afzonderlijk zijn of haar beleid gaat maken. Voor een lokale initiatiefnemer is dat misschien niet zo’n probleem, maar wel voor landelijk werkende, zoals vastgoedbeleggers, ontwikkelaars, corporaties, bouwers. Dan kun je het als ontwikkelaar aan de voorkant wel willen vastleggen, maar als je aan de achterkant werkt met geen of vage regels, die de soms voorgenomen inrichting met natuur weer tegenwerken, dan is dat geen positieve prikkel. Het is heel belangrijk om van tenderniveau tot realisatie een duidelijke lijn te hebben. Dus laten we snel werken aan een algemeen kader en een nationale standaard.’ En de middelen? ‘We zouden voor onze initiatieven zo gebaat zijn bij een substantiële bijdrage. Dat zou een enorme versnelling kunnen geven. Vooral kennis en innovatie zijn erg belangrijk. Je kunt honderd miljoen euro in een paar klimaatpleinen stoppen. Maar als je met zo’n bedrag nou eens een aantal goede clubs faciliteert, kennis en ervaring gaat delen, dat netwerk als een nationaal loket inricht waar alle relevante partijen bij betrokken zijn, dan heeft dat in mijn ogen meer effect.’ jaargang 76 • november 2020 • nummer 10 23 Pagina 22

Pagina 24

Interactieve erapport, deze vakblad of drukwerk is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal uitgeven van digitale studiegidsen.

Groen 10 2020 Lees publicatie 424Home


You need flash player to view this online publication