Figuur 1: vier basismodellen voor de inrichting van een 30 of 50 kilometerstraat. De buurtstraat op pagina 34 laat zien wat het resultaat kan zijn. gemakkelijker voor ontwerpers, stelt hij. ‘Vroeger moest ik proefklooien met verschillende stroken verharding en op zoek naar nieuwe afvalbakken of verlichting. Nu kan ik energie steken in wat echt belangrijk is: dingen op de goede plek zetten. Waar zet ik die bank neer, moet de persoon die plaatsneemt iets in de rug hebben? Is er nog genoeg ruimte op het trottoir? Klopt de maat, klopt de schaal, kloppen de verhoudingen bij elkaar?’ Commissie Bij Paul Mijksenaar, initiatiefnemer van de Paul Mijksenaar Award, viel de methode op door de vele variatiemogelijkheden. Dat een standaard zorgt voor een eenheidsworst in het straatbeeld, is een oude, en ook onterechte angst, zegt Miskotte. ‘Puccini legt de focus op straten en is minder streng over plekken. Dat hangt samen met het idee dat het niet gaat over programmering. De methode gaat uit van een hoog als-dangehalte. Áls je besluit dat een straat 30 kilometer per uur is met langsparkeren, dan doe je dat zo. Áls een pleintje een groene inrichting moet krijgen of juist eentje met veel verharding, dan zijn dit de inrichtingselementen waarmee je kunt werken. We bepalen dus niet de programmering, dat is niet onze taak.’ In een vloerkaart heeft Amsterdam vijftig locaties aangewezen waar vanwege cultuurhistorie, functionaliteit of stedenbouwkundige overweging voor een andere inrichting kan worden gekozen. Zolang een ontwerp binnen de vijf overtuigingen van de methode blijft (zie kader), wordt hier ruimer baan gegeven. Daarnaast zijn er plekken waar men niet aan de methode kan of wil voldoen, of waar de richtlijnen niet goed uit de verf komen. Hiervoor kan een verbijzondering worden aangevraagd. Inrichtingen op buurtniveau kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van het ruimere buurtpleinenpalet. ‘Het gaat om plekken waar je als project net iets meer moet doen dan de ‘standaard’ omgeving. Hier mag men afwijken met een extra palet aan materialen, materialen waar de stad al goede ervaringen mee heeft. Zo is er meer keuze in materiaal toegestaan.’ Verbijzonderingen Aanvragen tot verbijzonderingen worden voorgelegd aan een speciale commissie, de commissie-Puccinimethode. Deze heeft vooral tot doel grip te houden op het totale aantal uitzonderingen in de stad. De commissie kijkt zodoende ook naar de totale samenhang in het stedelijk weefsel van straten en plekken. De adviezen van de commissie wegen zwaar maar het is uiteindelijk aan het bestuur om te beslissen. De commissie voorziet veel projecten in een vroeg stadium van advies, zegt Miskotte. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij projecten waarvan de behoeften niet in de standaard staan, bijvoorbeeld door een bepaalde combinatie uit het groene en rode deel van de standaard, dat nog niet als zodanig in het beleid is uitgetekend. ‘Dan kom je er met de standaard niet uit en moet je samen improviseren.’ Soms wordt vastgehouden aan de methode. Een voorbeeld dat Miskotte geeft is een plek in het centrum van Amsterdam waar een klassieke lichtmast volgens de aanvrager niet paste bij moderne gebouwen. Miskotte: ‘De omgeving kan inderdaad vloeken met een gebouw. Als architect wil je dat niet. Het standvakblad OVER DE OPENBARE RUIMTE • JAARGANG 18 37 Pagina 36
Pagina 38Voor maandbladen, online lesmateriaal en drukwerk zie het Online Touch CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw drukwerk.
Stedelijk Interieur 1 2020 Lees publicatie 419Home